Left Behind – Een project dat weinig bekende geschiedenissen van de Holocaust en nieuwe tools ontsluit

Translations of this post exist in the following languages:
Holocaust Geographies series

This series of the EHRI Document Blog gives space to the discussion of current spatial projects and analyses focusing on different aspects of the history of the Holocaust. Inspired by the methodologies of the spatial studies, researchers focus on place and space, proximity and distance, movement or the decision to stay, not only by mapping a physical geography, but also by examining how space is constructed, processed and perceived. Looking at the Holocaust through space makes it possible to change scales and to better integrate local collections, data, and knowledge into the transnational perspective. In keeping with this thriving aspect of spatial studies on the Holocaust, the EHRI Document Blog series Holocaust Geographies is an arena for posts showing how thinking through space and place and experimenting with their visualization provides a framework for exploring new views on the Holocaust.
Een pagina uit het dagboek van Mozes Sand, Jood uit België, over zijn vertrek naar een werkkamp van Organisation Todt in Frankrijk (Bron: Kazerne Dossin – Dagboek Mozes Zand, KD_00098)

Bijna de helft van de Joodse bevolking van België werd in de Holocaust vermoord. Hele families werden weggevaagd, zodat blinde vlekken ontstonden in de informatie waarover we beschikken om in het bijzonder hun verhalen maar ook bepaalde aspecten van het grotere Belgische verhaal te reconstrueren. De persoonlijke documenten van overlevenden en niet-overlevenden zijn daarom nog belangrijker om de hiaten in onze kennis te vullen. Een van die kostbare documenten is het clandestiene dagboek van Mozes Sand. Tussen 13 juni en 12 september 1942 werden meer dan 2.250 Joodse mannen van België naar Noord-Frankrijk gedeporteerd als dwangarbeiders voor Organisation Todt (OT). Mozes was een van hen. In zijn dagboek beschrijft hij in detail wat over het algemeen ontbreekt in andere bronnen: de reis van de mannen, hun leef- en werkomstandigheden in de kampen, de manier waarop ze konden communiceren met hun in België achtergebleven geliefden … Het belang van dergelijke persoonlijke documenten voor het onderzoek naar de dwangarbeid voor OT werd duidelijk toen Veerle Vanden Daelen op 15 januari 2019 een bericht ontving van Gaby Morris. Gaby schreef dat haar vader in mei 1940 samen met een broer uit België was gevlucht om zich aan te sluiten bij het Tsjechische leger in ballingschap, en dat ze naar Groot-Brittannië geëvacueerd waren. De twee mannen overleefden de oorlog. Gaby’s vader keerde als lid van de bevrijdingstroepen terug naar Antwerpen, waar hij ontdekte dat zijn ouders en jongere broer en zus uit het SS-Sammellager Mecheln (Dossinkazerne) naar Auschwitz-Birkenau waren gedeporteerd en daar vermoord. Kazerne Dossin wist Gaby echter te vertellen dat haar grootvader, Meshulem, uit Antwerpen gedeporteerd was naar het werkkamp Les Mazures van Organisation Todt in Noord-Frankrijk, vanwaar hij rechtstreeks naar Auschwitz werd gestuurd. Het waren dus haar grootmoeder, oom en tante die uit Mechelen gedeporteerd waren. Deze nieuwe informatie over de dwangarbeid voor OT riep veel vragen op: Wat waren de gevolgen voor de familie die in Antwerpen was achtergebleven? Hoe was de situatie van de familie nadat Meshulem was gedeporteerd? Hoorden ze nog iets van hem, direct of indirect? Was er steun voor deze gezinnen in het algemeen?

Meshulem Adler, alias Fried, zijn vrouw Blima Kepesova en hun jongste kinderen Mesel en Pepi: de gedeporteerde grootouders, oom en tante van Gaby Morris, de initiatiefnemer van het project. (bron: Dossier 1586017 en 7408326 van de Belgische vreemdelingenpolitie – gedigitaliseerd door Kazerne Dossin; Archief van de familie Morris)

Zoveel onbeantwoorde vragen en – in het geval van Gaby Morris – niemand die kon getuigen over wat er was gebeurd. Zou archiefmateriaal misschien licht kunnen werpen op de situatie van de families van OT-dwangarbeiders? Ontmoetingen met Gaby op de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust in 2019 en gesprekken met haar over het gebrek aan kennis over de OT-arbeid evolueerden tot het project Left Behind. Kazerne Dossin en de familie Morris bundelden hun krachten om dieper te graven in dit weinig bekende aspect van de rassenvervolging in België, die vooral een grote impact had op de Joodse bevolking van Antwerpen: Hoe beïnvloedde de OT-campagne de kansen op overleven en hoe gingen de families om met de afwezigheid van hun mannen, vaders, broers en zonen? Het doel van het project was het creëren van een goed toegankelijk en begrijpelijk online onderzoeksresultaat met algemene informatie over de OT-arbeid voor een breed publiek. Kazerne Dossin moest daarom nieuwe onderzoeksmethoden en presentatiemiddelen implementeren, zoals kaarten – die in de loop van het project zelf belangrijke onderzoeksmiddelen bleken te zijn.

Joodse mannen uit Antwerpen in dwangarbeid voor Organisation Todt in Noord-Frankrijk

Voor het project Left Behind is het essentieel om eerst te begrijpen wie ‘achtergelaten’ werd en in welke context. Van 13 juni tot 12 september 1942 werden meer dan 2.250 Joodse mannen uit België door OT opgeroepen voor dwangarbeid in Noord-Frankrijk. Er vertrokken zes treinen in Antwerpen en een elk in Brussel, Luik en Charleroi. De mannen werden naar het werkkamp Les Mazures in de Franse Ardennen gestuurd of naar soortgelijke kampen aan de Franse kust, zoals Dannes, Camiers, Saint-Omer of Calais. Daar werkten ze aan constructies die deel zouden uitmaken van de Atlantikwall, zoals wegen, bunkers en elektrische voorzieningen. De grote meerderheid van deze 2.250 mannen kwam uit Antwerpen. Toen ze werden weggevoerd, lieten ze hun echtgenotes, kinderen, ouders en andere familie en vrienden achter. Tijdens hun gevangenschap in Frankrijk communiceerden de mannen met hun geliefden en in theorie1 werd een onbeduidend loon uitbetaald aan hun verwanten die in België waren achtergebleven. Beide elementen kunnen de families van deze OT-arbeiders ertoe aangezet hebben om op hun wettelijke adres te blijven, waar het risico om gearresteerd te worden groter was. In oktober 1942 werden de meeste OT-arbeiders rechtstreeks gedeporteerd van de werkkampen in Noord-Frankrijk naar Auschwitz-Birkenau, hoewel tientallen al ontsnapt waren uit de werkkampen of uit de deportatietreinen zouden ontsnappen. De Joden met de Belgische nationaliteit of die gehuwd waren met een niet-Joodse vrouw bleven in oktober 1942 in de kampen in Noord-Frankrijk. Later werden ze gedeporteerd uit Drancy. Slechts enkele tientallen van de 2.250 mannen overleefden de oorlog.

Joodse dwangarbeiders in het OT-kamp Les Mazures, met de Belgische gele ster. (Bron: Kazerne Dossin – Fonds Erlich-Liberman, KD_00365)

De dwangarbeid van de mannen betekende een enorme verandering voor hun families. Terwijl ze voor de oorlog deel uitmaakten van de samenleving, waren ze nu gemarginaliseerd. Het lot van deze familieleden werd echter nooit onderzocht. De bestaande historische publicaties richtten zich vooral op de OT-kampen in Noord-Frankrijk en de Joodse mannen die er naartoe werden gestuurd.2 Er was geen monografie of project gewijd aan het volledige beeld van de Joodse families in Antwerpen met mannen die naar de OT-kampen in Noord-Frankrijk waren weggevoerd. Dit project probeert die verbanden te leggen. Het wil het reeds bestaande onderzoek openstellen voor een nieuw publiek (bijvoorbeeld door in het Engels te publiceren) en de reikwijdte van het onderzoek vergroten. Om de kennis over het onderwerp te verbreden en te verdiepen, werkten we op macro- en microniveau. Als eerste focus stelden we een database samen om de deportatie- en de overlevingspercentages van de OT-mannen en hun families te bepalen. Parallel aan dit werk werden de microgeschiedenissen van ongeveer 20 families geanalyseerd om aanwijzingen en stukjes informatie te zoeken om hun lot te reconstrueren. Als derde element van het project wilden we kaarten gebruiken voor de publieke presentatie van deze geschiedenis en van het project. Al snel werd duidelijk dat de kaarten zelf een derde onderzoekselement vormden, een analyse-instrument op zich. GIS- of andere geolocatietools kunnen worden gebruikt om een tijdselement toe te voegen aan de kaarten en zo de geschiedenis te analyseren en te visualiseren. In deze blogbijdrage gaan we dieper in op elk van deze drie aandachtspunten van het onderzoeksproject.

Een database en datasets creëren

Bij het opstarten van het project leek het een gemakkelijke taak om een lijst op te stellen van alle Joodse mannen uit Antwerpen die als dwangarbeiders voor Organisation Todt naar Noord-Frankrijk werden gebracht. In 1978 had het Belgische Ministerie van Volksgezondheid immers de Lijst van Joden die op 10 mei 1940 in België woonden en die werden vastgehouden in de werkkampen in Noord-Frankrijk gepubliceerd. De lijst – met gegevens over de 2.252 geregistreerde OT-mannen uit België – was door het Joods Museum van Deportatie en Verzet in een Access-database gezet. Om de gegevensverzameling te beginnen, vergeleken we de lijst van 2.252 mannen met adresgegevens uit 1940 om te bepalen wie bij het begin van de oorlog in Antwerpen woonde. Zo konden we nagaan hoeveel slachtoffers die toen in deze metropool woonden, werden opgeroepen voor de OT-arbeid en hoe het hen was vergaan. Binnen de dataset konden we bovendien aangeven hoeveel van de mannen uit Antwerpen de stad hadden verlaten tegen de zomer van 1942, voordat de deportaties uit België in augustus 1942 begonnen, en hoeveel er tot dan in de havenstad waren gebleven.

Hoe koppel je de lijst van 2.252 mannen aan hun adresgegevens van 1940? Kazerne Dossin beschikt over de gemeentelijke Jodenregisters die door de nazi-verordening van 28 oktober 1940 in het leven werden geroepen. Alle adresgegevens uit deze rijke bron waren al in een personendatabase gekoppeld aan de deportatielijsten van de Dossinkazerne in Mechelen. Een deel van de 2.252 gedeporteerde mannen werd vanuit Mechelen gedeporteerd. Van hen konden we dus gemakkelijk de adresgegevens achterhalen en de Antwerpenaren eruit filteren. Voor de niet uit Mechelen maar uit Frankrijk gedeporteerde of de niet gedeporteerde mannen werden de adressen één voor één gecontroleerd om de Antwerpenaren eruit te identificeren. Dit gedetailleerde onderzoek leidde tot een lijst van 1.553 Joodse mannen die in 1940 in Antwerpen woonden en die in de zomer van 1942 voor dwangarbeid naar Noord-Frankrijk werden gebracht (uit Antwerpen of uit Brussel, Luik en Charleroi). Uit de raadpleging van aanvullende bronnen zoals de loonfiches van OT, de correspondentie van de Vereniging van Joden in België, de lijst van de mannen in het kamp Les Mazures die onderzoeker Jean-Emile Andreux had opgesteld, en persoonlijke getuigenissen, bleek echter dat de lijst onvolledig was. We analyseerden daarom die bijkomende bronnen en voegden de nieuwe gevonden namen toe aan de afgeleide lijst van 1.553 mannen. Zo kregen we een definitieve lijst van 1.625 Antwerpse OT-mannen. We kunnen dus ook concluderen dat het aantal van 2.252 OT-arbeiders uit heel België in feite een onderschatting was.

Vervolgens verdeelden we de 1.625 mannen in 19 subpopulaties op basis van hun lot:

Mannen die ontsnapten uit de OT-kampen en niet opnieuw werden opgepakt114
Mannen die werden vrijgelaten uit de OT-kampen en niet opnieuw werden opgepakt7
Mannen die ontsnapten of werden vrijgelaten (onzeker) uit de OT-kampen en niet opnieuw werden opgepakt24
Mannen die stierven in de OT-kampen17
Mannen die uit de OT-kampen naar Auschwitz-Birkenau werden gedeporteerd1097
Mannen die uit de OT-kampen werden gedeporteerd maar met succes ontsnapten uit de trein34
Mannen die uit de OT-kampen werden gedeporteerd, uit de trein ontsnapten en opnieuw werden gedeporteerd27
Mannen die uit de OT-kampen werden gedeporteerd, uit de trein ontsnapten, opnieuw werden gedeporteerd en met succes uit de trein ontsnapten3
Mannen die uit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau werden gedeporteerd181
Mannen die uit de Dossinkazerne werden gedeporteerd maar met succes ontsnapten uit de trein6
Mannen die stierven in de Dossinkazerne2
Mannen die werden vrijgelaten uit de Dossinkazerne14
Mannen die in september 1944 in de Dossinkazerne werden bevrijd8
Mannen die uit het kamp van Drancy naar Auschwitz-Birkenau werden gedeporteerd28
Mannen die uit andere kampen naar kampen in het Reich werden gedeporteerd12
Mannen die werden vrijgelaten uit andere kampen in Frankrijk en België3
Mannen die stierven in andere kampen in Frankrijk en België13
Mannen die in september 1944 in andere Belgische kampen werden bevrijd5
Mannen die in september 1944 in Frankrijk werden bevrijd30
Tabel: Een overzicht van de 19 subpopulaties en hun grootte

Deze categorieën zullen ons later in staat stellen om het lot van de families van de mannen tussen de groepen te vergelijken en vast te stellen of de acties van de man invloed hadden op het lot van zijn familie. Bv. Hadden de familieleden van mannen die met succes ontsnapten uit de OT-kampen hogere overlevingskansen dan de families van de mannen die rechtstreeks uit de OT-kampen naar Auschwitz-Birkenau werden gedeporteerd? Omdat we te weinig tijd hadden om de families van alle 1.625 Antwerpse OT-arbeiders te onderzoeken, stelden we een steekproef samen. Ze omvatte alle mannen uit de 17 kleinste categorieën en een relevant percentage van de mannen in de twee grootste categorieën. Voor alle verdere berekeningen werd een gewogen gemiddelde gebruikt om het gewicht van de twee grootste categorieën ten opzichte van de kleinere categorieën uit te sorteren. In totaal werden 628 van de Antwerpse mannen opgenomen in de steekproef.

In een volgende stap voegden we adresgegevens uit de zomer van 1942 toe aan de gegevens van de mannen in de steekproef, om te bepalen wie Antwerpen had verlaten op het ogenblik van de opeising door Organisation Todt en waarheen en op welke datum ze waren vertrokken. Deze gegevens kunnen de sociale beweging weg uit Antwerpen illustreren en de voorzorgsmaatregelen die sommige gezinnen namen om dwangarbeid te vermijden door de stad te verlaten. Op basis van een extrapolatie van de steekproef kunnen we stellen dat naar schatting 1.528 van de 1.625 Antwerpenaren nog in Antwerpen waren toen ze werden opgehaald voor Organisation Todt, wat overeenkomt met de aantallen van 1.518 en 1.526 mannen die uit Antwerpen werden opgehaald zoals vermeld in de officiële OT-bronnen. De laatste en grootste stap in het project was het identificeren van de familieleden van de 628 mannen van onze steekproef. Met behulp van documentatie zoals de gemeentelijke Jodenregisters werd een lijst opgesteld met 1.501 familieleden van de OT-mannen van de steekproef. Familieleden werden voor het project gedefinieerd als verwanten die op hetzelfde adres in Antwerpen woonden als de OT-arbeider. Voor elk van deze familieleden werd informatie over zijn of haar lot verzameld, evenals gegevens over de manier waarop een persoon werd gearresteerd (indien van toepassing) en of hij of zij de deportatie overleefde. Op basis van deze analyse kunnen we nu de timing van de deportatie van de dwangarbeiders onderzoeken, evenals de timing van de aanhouding van hun achtergebleven familieleden. Ook kunnen de deportatiecijfers van de OT-verwanten nu vergeleken worden met de deportatiecijfers voor de Joden in België en meer specifiek in Antwerpen. In toekomstige publicaties zullen de specifieke cijfers verder worden uitgewerkt en in hun context worden geplaatst.

Het belang van microverhalen

Naast het leveren van statistische analyses probeert het project Left Behind de macrogeschiedenis, gebaseerd op de hierboven genoemde gegevens, te vertalen naar een microgeschiedenis, gebaseerd op persoonlijke verhalen en items, en vice versa. De twee onderzoekselementen versterken elkaar en leiden tot nieuwe inzichten in het leven en het lot van de overlevenden en de slachtoffers van de Holocaust. Voor het project Left Behind heeft Kazerne Dossin op microhistorisch niveau persoonlijke verhalen van een twintigtal Antwerpenaren gedocumenteerd om de communicatielijnen tussen de OT-arbeiders en hun families te illustreren. Door gebruik te maken van documenten zoals het dagboek van Mozes Sand, persoonlijke brieven, foto’s en getuigenissen van familieleden van de OT-arbeiders, verzamelen we relevante gegevens. Bovendien proberen we de macroanalyse van de deportatie- en overlevingspercentages te verbinden met deze microgeschiedenissen. Kunnen elementen uit de microgeschiedenissen bijdragen om de deportatie- en overlevingspercentages te verklaren? Hoewel dit niet verwacht werd toen het onderzoeksproject van start ging, bleek snel dat de OT-mannen en hun families op verschillende manieren met elkaar konden communiceren. Ze worden gedetailleerd beschreven in bronnen zoals het dagboek van Mozes Sand. Een grondige studie van het document leidde tot de identificatie van verscheidene officiële en officieuze communicatiekanalen, waaronder de verzending van pakketten en brieven via de gecensureerde post, of clandestien via niet-Joodse medewerkers die op de bouwplaatsen werden ontmoet, bezoeken aan de families in Antwerpen door niet-Joodse arbeiders, de aankomst van nieuws via nieuwe arbeiderstransporten uit Antwerpen en zelfs (clandestiene) bezoeken aan de mannen in de OT-kampen door hun familieleden. De meeste OT-arbeiders en hun families werden gedeporteerd en vermoord, zodat we onmogelijk kunnen vaststellen of er communicatie was en zo ja, hoe ze de beslissingen van de OT-mannen of hun families beïnvloedde. De resterende sporen van deze communicatielijnen zijn daarom van het grootste belang. Een reeks briefkaarten die werden uitgewisseld tussen Mathilde Kornitzer, die in Antwerpen woonde, en haar man Jacob Klapholz, een OT-arbeider in het kamp Les Mazures, laat zien hoe zij met elkaar in contact bleven nadat Jacob dwangarbeid moest verrichten. De laatste briefkaarten die Mathilde hem half oktober 1942 stuurde, kreeg ze terug met de mededeling dat Jacob was vertrokken, ‘bestemming onbekend’. Hij was gedeporteerd en zou Auschwitz-Birkenau niet overleven. Mathilde interpreteerde de tekenen juist en dook onder. Zo overleefde zij.

Briefkaart van Mathilde Kornitzer aan haar man Jacques Klapholz in Les Mazures, teruggestuurd naar afzender in oktober 1942. (Bron: Kazerne Dossin – Fonds Blanche Kornitzer, A008933.01)

Omgekeerd kon het leggen van contacten tussen de families in Antwerpen en de arbeiders in Noord-Frankrijk gevaarlijke situaties scheppen voor de vrouwen en kinderen die in de havenstad waren achtergebleven. Dat wordt geïllustreerd door het verhaal van Anna Erlich. Zowel haar vader Szymon Erlich als haar neef Vital (Bertrand genaamd) Liebermann waren OT-arbeiders. Anna, haar zus Rosa en hun moeder bleven op hun officiële adres. Foto’s die Bertrand naar zijn neven en tante in Antwerpen stuurde, laten zien dat er in 1943 nog steeds werd gecommuniceerd. De drie vrouwen werden in de herfst van dat jaar gearresteerd. Alleen Anna overleefde. Het ontvangen en versturen van berichten kon dus ook leiden tot groter gevaar en de arrestatie van hele families.

OT-arbeider Vital (Bertrand) Liebermann (links) stuurde deze foto naar zijn neven en nichten in Antwerpen in juli 1943, toen hij werd vastgehouden in het werkkamp Les Mazures. (Bron: Kazerne Dossin – Fonds Erlich-Liberman, KD_00365)

Veel brieven, briefkaarten en foto’s die werden uitgewisseld tussen de OT-mannen en hun families zijn verloren gegaan. Voor veel families was er misschien helemaal geen communicatie, aangezien Antwerpen werd getroffen door vier grote razzia’s in augustus en september 1942 die leidden tot de deportatie van honderden familieleden van de OT-mannen, nog voor hun eigen massadeportatie in oktober 1942. Dergelijke microstudies stellen ons echter in staat om mogelijke reacties op het bestaan van die communicatie te illustreren en om rekening te houden met de impact van nieuws op zowel de mannen als hun families.

In kaart brengen: van opening naar het publiek tot onderzoeksinstrument

Het combineren van micro- en macrohistorische analyse voor zowel een academisch als een breder publiek is altijd een kernelement van het project Left Behind geweest. Het visuele gedeelte was in eerste instantie alleen opgenomen als hulpmiddel voor academische presentaties en publicaties, en om een breed publiek te interesseren voor zowel het statistische onderzoek als de persoonlijke verhalen. Het was onze bedoeling om de resultaten van de twee benaderingen te integreren in academische publicaties en in een product voor een breder publiek, zoals een herdenkings- en/of educatieve website of app. Hoewel we de kaarten aanvankelijk zagen als een manier om de toegankelijkheid te vergemakkelijken, leidden de verzamelde gegevens over de bewegingen van de families en de timing van hun arrestatie tot aanvullende onderzoeksvragen, waardoor het in kaart brengen een derde belangrijke onderzoeksstap voor het project Left Behind werd. De visualisatie van de gegevens van zowel de volledige populatie van OT-gezinnen als de individuele arbeiders en hun familie schiep een extra waarde en laag in de analyse, aangezien ze aanvullende onderzoeksvragen opriepen. Woonden de familieleden van de OT-arbeiders in dezelfde wijken als de andere Antwerpse Joden of was er een geografisch onderscheid? Werden de familieleden vroeger of later gedeporteerd dan de niet-familieleden?

Als bescheiden instelling had Kazerne Dossin echter zeer weinig ervaring met cartografie en vooral met het visualiseren van verhalen via kaarten. Wolfgang Schellenbacher (DÖW,      
Documentatiecentrum van het Oostenrijkse verzet) was zo vriendelijk om ons door de mogelijke uitkomsten te leiden en kaarten voor het project te maken. Kazerne Dossin leverde een overzicht van de adressen van de families, die hij omzette in geocoördinaten. Met vallen en opstaan leerden we hoe we de adressen in de datasets konden ‘opschonen’. Enkele straten die in de registers van 1940 werden vermeld, bestaan vandaag niet meer, zodat hun locatie bij benadering moet worden aangegeven. In sommige gevallen kan de nummering van de huizen in sommige straten veranderd zijn, wat leidt tot minder nauwkeurige aanduidingen van de exacte huizen voor een klein aantal gegevens in de historische dataset. Via QGIS, een gratis open-source cross-platform, hebben we drie kleurenkaarten gecreëerd die een visueel overzicht geven van de verspreiding van de OT-families in Antwerpen en vooral van de concentratie van deze families, meestal in de Joodse buurt van Antwerpen. De drie kaarten focussen allemaal op de stad, maar vanaf een verschillende hoogte, zodat ze meer of minder details tonen, afhankelijk van het gebied op elke kaart.

Voorlopig onderzoeksresultaat: Een kleurenkaart die de spreiding in Antwerpen van de OT-arbeiders uit de steekproef illustreert

Naast de verspreiding van de families op een gegeven moment in de tijd, wilden we het publiek – zowel academisch als algemeen – ook laten zien hoe bepaalde gebeurtenissen de OT-families beïnvloedden. Veel families werden het slachtoffer van de vier grote razzia’s in Antwerpen in de zomer en herfst van 1942. Door een tijdlijn toe te voegen aan een kaart van Antwerpen kunnen we geospatiale en tijdselementen combineren en bijvoorbeeld tonen wie werd opgepakt tijdens de eerste grote razzia in Antwerpen, wie tijdens de tweede, wie een oproeping voor dwangarbeid kreeg enz. We hebben meerdere softwarepakketten met licenties overwogen, maar ze gingen allemaal gepaard met vrij hoge licentiekosten en de noodzaak om ervaring te hebben met GIS of zelfs met programmeren, of ze stelden ons niet in staat om tijd- en ruimtegegevens te combineren. De software Neatline werd gebruikt om meer gedetailleerde en interactieve kaarten van Antwerpen te maken op basis van de reeds verstrekte geocoördinaten. Deze kaarten bevatten ook een tijdselement waarmee de gebruikers kunnen schakelen tussen bepaalde momenten in de tijd.

Bekijk de visualisatie ‘OT-families en de razzia’s in Antwerpen’ op volledig scherm:


Het in kaart brengen van de adressen van de Joodse OT-families en de razzia’s in Antwerpen werd mogelijk gemaakt door Neatline (een Omeka-plugin).

Om de onderzoeksgegevens volledig te presenteren aan een breder publiek en om verder te gaan met de analyse van geospatiale gegevens met behulp van kaarten, willen we in de toekomst de informatie over de leden van de families opnemen in de kaart, met vermelding van hun namen en geboortedatums wanneer men op een bepaald adres klikt (maar natuurlijk in overeenstemming met de AVG voor de overlevenden). Neatline heeft geen functie om de adres- en de persoonsgegevens samen te uploaden: men kan de adresgegevens uploaden maar moet dan handmatig de persoonsgegevens invoeren. Het zou te tijdrovend zijn om dit voor 1.501 personen te doen. Kazerne Dossin werkt daarom samen met de stad Antwerpen om de ArcGIS-software onder licentie te gebruiken. Zo kunnen we tijds-, ruimtelijke en persoonlijke gegevens opnemen in de overzichtskaart, en bovendien kaarten maken die de persoonlijke reis van sommige families laten zien. Voor instellingen die grote datasets willen analyseren en tonen, blijft Neatline echter een aanrader.

Besluit

Dit project begon toen Gaby Morris op zoek ging naar antwoorden over het lot van haar familie, die tijdens de Holocaust uit België werd gedeporteerd. Deze zoektocht bracht haar naar Kazerne Dossin, aangezien haar familieleden in 1942 uit het SS-Sammellager Mecheln naar Auschwitz-Birkenau waren gedeporteerd. Microhistorisch onderzoek bracht de dwangarbeid aan het licht in de werkkampen van Organisation Todt in Noord-Frankrijk waarheen de grootvader van Gaby Morris was gedeporteerd, samen met meer dan 2.250 Joodse mannen uit België, onder wie 1.624 mede-Antwerpenaren. Hoewel directe documenten van de familie zelf ontbraken, werd het duidelijk dat de grootmoeder van Gaby Morris met de jongste kinderen in Antwerpen achterbleef, in een zeer kwetsbare situatie. Honderden andere Joodse families uit Antwerpen bevonden zich in dezelfde positie en er was weinig bekend over hun lot. Met het project Left Behind wil het onderzoeksteam van Kazerne Dossin de kennis over dit weinig bekende aspect van de Holocaustgeschiedenis in België vergroten en de combinatie van micro-, macro- en ruimtelijke analyse verkennen, waarbij persoonlijke verhalen, de analyse van grote datasets en van tijds- en ruimtelijke elementen op interactieve kaarten in één onderzoeksproject worden gebundeld. Left Behind wil zo zijn bevindingen visualiseren voor zowel de academici als het grote publiek. Tegelijkertijd verwacht het team dat het in kaart brengen van gegevens over tijdstippen en locaties ook een toenemende impact zal hebben op en zal bijdragen tot diepgaande academische analyses. De eerste onderzoeksresultaten geven aan dat de dwangarbeid binnen Organisation Todt van Joodse mannen uit Antwerpen en de impact die ze had op hun eigen lot en dat van hun families een belangrijke factor kan zijn om te verklaren waarom Antwerpen een hoger deportatiecijfer had dan de andere grote steden in België en het algemene deportatiecijfer van het land.


  1. De archieven van de Vereeniging van Joden in België (“Joodse Raad”) tonen aan dat er lonen werden uitbetaald. Het blijft echter onduidelijk wie wat ontving en het is zeker dat niet alle gezinnen loon ontvingen. In ieder geval waren de lonen voor Joodse verplichte arbeid veel lager dan voor een niet-Joodse (vrijwillige) arbeider.
  2. Andreux, Jean-Émile. “Les Mazures, un camp de juifs en Ardennes françaises.” Tsafon: Revue d’études juives du Nord 46 (2003-2004): 117-147; Andreux, Jean-Émile. “Mémorial des déportés du Judenlager des Mazures.” Tsafon: Revue d’études juives du Nord 3 hors-série (2007): 35-121; De bezittingen van de slachtoffers van de jodenvervolging in België. Spoliatie – Rechtsherstel. Bevindingen van de Studiecommissie. Eindverslag van de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945. Brussels: Diensten van de Eerste Minister, 2001; Delmaire, Danielle. “Les camps des Juifs dans le Nord de la France (1942-1944).” Memor. Bulletin d’information 8 (1987): 47-65; Delmaire, Danielle. “Table ronde. Les ‘camps de juifs’ dans le Boulonnais (1942-1944). Actes de la table ronde de Boulogne-sur-Mer, 24 septembre 1988”, Memor. Bulletin d’information 10(1) (1989): 9-31; Desquesnes, Rémy. “L’Organisation Todt en France (1940-1944).” Histoire, économie et société 11-3 (1992), 535-550; Gaida, Peter. “Les camps de travail de l’Organisation Todt en France, 1940-1944.” Les Cahiers de la MSH Ledoux 10 (2007): 235-256; Godfroid, Anne. “A qui profite l’exploitation des travailleurs forcés juifs de Belgique dans le Nord de la France.” Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 10 (2002): 107-127; Rigaut, Rudy. “Les particularités de la zone côtière dans la persécution des Juifs dans le Nord et le Pas-de-Calais occupés (1940-1944).” Tsafon: Revue d’études juives du Nord 79 (2020): 39-74; Schram, Laurence. Dossin: Wachtkamer van Auschwitz. Tielt: Lannoo, 2018.; Steinberg, Maxime. L’étoile et le fusil. La question juive 1940-1942. Brussels: Vie Ouvrière, 1983; Steinberg, Maxime. L’étoile et le fusil. 1942. Les cent jours de la déportation des Juifs de Belgique. Brussels: Vie Ouvrière, 1984; Vandepontseele, Sophie. “De verplichte tewerkstelling van joden in België en Noord-Frankrijk.” In De curatoren van het getto. De Vereniging van de joden in België tijdens de nazi-bezetting, edited by Rudi Van Doorslaer and Jean-Philippe Schreiber, 149-181. Tielt: Lannoo, 2004;Van Doorslaer, Rudi, ed. Gewillig België. Overheid en Jodenvervolging in België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen en Amsterdam: De bezige bij, 2007.

Geef een reactie

Your email will not be published.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Index